De Wet financiering decentrale overheden (Fido) voorziet in richtlijnen voor gemeenten en andere decentrale overheden om hun kredietwaardigheid en financiële positie op de markten te waarborgen. Hierbij spelen twee specifieke richtlijnen een rol: de renterisiconorm en de kasgeldlimiet. Het doel is om te voorkomen dat de leningportefeuille te gevoelig is voor rentefluctuaties.
Renterisiconorm
In deze programmabegroting hanteren we een renterisiconorm van € 21,8 miljoen, wat overeenkomt met 20% van het begrotingstotaal. Dit bedrag is ruim onder de norm en wordt bepaald op basis van de bestaande leningportefeuille. De lage aflossingsverplichtingen en het feit dat de opgenomen leningen een vast rentepercentage hebben voor de hele looptijd, minimaliseren ons risico op wijzigingen in rentepercentages. Kortom, het financiële beleid zorgt ervoor dat het risico op opgenomen leningen beheersbaar blijft.
Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is een belangrijk instrument om het gebruik van kortetermijnfinanciering te beperken. Voor deze programmabegroting geldt een wettelijke kasgeldlimiet van € 9,3 miljoen, wat overeenkomt met 8,5% van het begrotingstotaal. Aangezien er € 9,5 miljoen aan beschikbare middelen is, kan maximaal voor € 18,7 miljoen met kortlopende leningen worden gefinancierd. Dit zorgt ervoor dat het risico op overmatig gebruik van kortetermijnleningen wordt beheerst.
Financieringsbehoefte
In de financiële begroting wordt de balansprognose (3.3.2) opgenomen. Hierin is het investeringsplan voor vervangingen en de Investeringsagenda verwerkt en het gebruik van reserves en voorzieningen. De investeringen voor de Investeringsagenda, gericht op onderwijs, sport, leefbaarheid en herinrichting van bedrijventerreinen, leiden tot een financieringsbehoefte van ruim € 40 miljoen in 2028. Deze behoefte dekken we met zowel kortlopende financieringsmiddelen (tot € 18,7 miljoen) als langlopende leningen.